Hof Den Haag: Vrijstelling overdrachtsbelasting van toepassing op afsplitsing vastgoed
Belanghebbende is op 17 november 2015 opgericht bij akte van splitsing van A BV. Hieraan voorafgaand heeft A BV op 17 juni 2015 met Y BV een overeenkomst gesloten voor de verkoop door A BV aan Y BV van de aandelen in belanghebbende.
Door de splitsing heeft belanghebbende onder andere meerdere registergoederen verkregen. In geschil is of de verkrijging van deze registergoederen is vrijgesteld op grond van artikel 15 lid 1 onderdeel h Wet BRV.
Naar het oordeel van Hof Den Haag is sprake van een splitsing die heeft plaatsgevonden op grond van zakelijke overwegingen. Het hof wijst op de - door de inspecteur niet weersproken - verklaring van belanghebbende ter zitting, dat de splitsing heeft plaatsgevonden in verband met puur op bedrijfseconomische (commerciële) en marktstrategische gronden genomen ondernemingsbeslissingen die (moeten) leiden tot herstructurering en rationalisering van de bedrijfsvoering van belanghebbende en van A BV. Weliswaar zijn de aandelen in belanghebbende binnen drie jaar na de splitsing geheel vervreemd aan een bv die niet met A BV en met belanghebbende is verbonden, maar dat heeft naar het oordeel van het hof, nu belanghebbende de voor de vrijstelling vereiste zakelijke overwegingen heeft aangetoond, niet tot gevolg dat de vrijstelling komt te vervallen.