Premiesectorindeling payrollbedrijf
Payrollbedrijf A neemt werknemers in dienst met de bedoeling hen in beginsel blijvend te werk te stellen bij één inlener. Indien mogelijk neemt het ook alle bestaande arbeidsovereenkomsten van de inlener over, waarna die geen werknemers meer in dienst heeft en slechts werkt met arbeidskrachten in dienst van A. De werknemers worden niet door het payrollbedrijf, maar door diens opdrachtgevers (de inleners) geworven en geselecteerd. De arbeidsovereenkomsten bevatten geen uitzendbeding ex art. 7:691(2) BW. A is in 2014 voor de premieheffing werknemerszekeringen ingedeeld in sector 52 (Uitzendbedrijven; premie 4,8% tot 6,82%). A stelt dat sector 45 (Zakelijke Dienstverlening III; premie 3,10%) van toepassing is, omdat A geen uitzendbedrijf maar een (salaris)administratiebedrijf exploiteert en zich niet bezighoudt met arbeidsallocatie. Hof Amsterdam achtte sector 52 van toepassing. A stelde beroep in cassatie in. Volgens A-G Wattel hoort A niet thuis in een van beide sectoren en moet aansluiting worden gezocht bij de sector waarin de grootste premieplichtige loonsom wordt betaald. Het Hof heeft niet vastgesteld welke sector dat is en de partijen hebben daarover ook niets naar voren kunnen brengen. De A-G Wattel stelt dat de zaak moet worden verwezen (Conclusie A-G 14 april 2016, 15/04497).